Narrow your search

Library

KU Leuven (994)

CaGeWeB (4)

KADOC (2)

Documentatiecentrum Vlaams-Brabant (1)

Groot Seminarie Brugge (1)


Resource type

dissertation (996)

book (1)

digital (1)


Language

Dutch (874)

Undetermined (101)

English (23)


Year
From To Submit

2024 (5)

2023 (86)

2022 (84)

2021 (94)

2020 (68)

More...
Listing 1 - 10 of 998 << page
of 100
>>
Sort by

Digital
Soms genezen, dikwijls verlichten, altijd troosten : Belgische verpleegsters tijdens de Eerste Wereldoorlog

Loading...
Export citation

Choose an application

Bookmark

Abstract

Keywords


Dissertation
Van zielenverpleger tot ziekenverpleger : de psychiatrische verpleger van de Broeders van Liefde (1924-1972)
Authors: --- ---
Year: 2018 Publisher: Leuven : KU Leuven. Faculteit Letteren,

Loading...
Export citation

Choose an application

Bookmark

Abstract

De Broeders van Liefde construeerden tijdens de periode tussen 1924 en 1972 een ideaalbeeld van de psychiatrische verpleger, via het tijdschrift Ziekenverpleging, later Psychiatrie en verpleging. Deze masterproef onderzoekt welk belang godsdienst had in dat ideaal en hoe dat zich in het blad manifesteerde. Via een discours-analytische benadering wil dit werk een duidelijk beeld scheppen van de verpleger en zijn religiositeit of toch hoe de situatie idealiter was. Het onderzoek bouwt zich op aan de hand van twee grote perioden. Het eerste deel behandelt de periode tussen 1924 en 1956, toen het blad Ziekenverpleging heette. Het tweede hoofdstuk bespreekt het tijdsbestek 1956 tot 1972, toen het tijdschrift doorging onder de naam Psychiatrie en verpleging. Beide delen bestaan uit zeven categorieën die elk een belangrijk aspect van de ideale psychiatrische verpleger omsluiten. De verpleger wordt gekaderd aan de hand van de historische verbeelding, het zelfbeeld en de verhoudingen tot de dokter, patiënt en de ander. Door middel van een selectie artikels verspreid over 50 jaar, is het de bedoeling om het ideaalbeeld zoals het in het tijdschrift aan bod kwam, zo compleet mogelijk te onderzoeken. Welke relevantie had de religieuze inspiratie idealiter voor de verpleger en hoe evolueerde dat doorheen de tijd? Betekende de naamsverandering ook een inhoudelijke breuk? Van Zielenverpleger tot ziekenverpleger wil tegelijk een lacune in de geschiedenis van de psychiatrie en de verpleegkunde ophelderen en een voorzet geven voor verder onderzoek naar de psychiatrische verpleger.

Keywords


Dissertation
Het einde van tuberculose : behandelingen en patiëntenervaringen in het Sanatorium Elisabeth te Sijsele (1945-1986)

Loading...
Export citation

Choose an application

Bookmark

Abstract

Keywords


Dissertation
Kleine archieven, grote voorbeelden? : Vernieuwingen in het Belgische archieflandschap in de laatste decennia van de lange negentiende eeuw
Authors: --- ---
Year: 2015 Publisher: Leuven : KU Leuven. Faculteit Letteren,

Loading...
Export citation

Choose an application

Bookmark

Abstract

Het interessante bronnenmateriaal, zowel uit de middeleeuwen als de nieuwe tijd, uit archieven als die van parochies, burgerlijke godshuizen, familiearchieven en notariële archieven bleef vaak ongebruikt of werd zelfs vergeten door historici. Deze commissie gaf verder mee vorm aan de ontwikkeling van de 'moderne inventaris' die als wegwijzer van de gebruiker diende. Systematische inventarisatie van kleine archieven was het te bereiken doel. De publicaties daarvan leverden de historici interessant bronnenmateriaal aan dat anders vergeten zou blijven en daardoor waarschijnlijk verloren zou gaan. De aanvang van systematische inventarisatie was daarom een belangrijke stap in het Belgische archieflandschap. Deze inventarissen dienden bovendien als een leidraad voor verder historisch onderzoek. Het archief had immers een centrale plaats verworven in het werk van historici. In het historiografische debat gaat de aandacht steeds uit naar drie grote thema's in verband met de Belgische archiefwetenschap. De algemene overzichten die de evolutie van de Belgische archieven beschrijven, de publicaties die de 'eeuw van Gachard' behandelen en het debat van de recente paradigmawisseling en de komst van het digitale tijdperk. Er bestaat minder aandacht voor de ontwikkelingen van de 'tweede generatie archivarissen' aan het einde van de negentiende eeuw. Dit zorgt voor een zekere lacune in het archivalische-historiografische kader. Daarom handelt dit onderzoek over de werking van de Commission des petites archives, in het kader van de vernieuwingen en veranderingen van het Belgische archiefwezen van de jaren tachtig van de negentiende eeuw tot de jaren tien van de twintigste eeuw. Na het onderzoek omtrent de opleiding werd gefocust op de archivaris en de uitoefening van zijn beroep. De verworven vaardigheden die een archivaris eigen moest zijn, namen hier een prominente plaats in. Verder kreeg de samenwerking met erudieten aandacht om de toenmalige beroepsomschrijving beter te begrijpen. Ten slotte beschreef dit deel de archiefpraktijk, waarbij de openbaarheid van archieven werd besproken. In Je pense donc j'archive speelde de Handleiding voor het Ordenen en Beschrijven van Archieven uit 1898, die opgesteld werd door het Nederlandse trio Samuel Muller Fz., Johan Adriaan Feith en Robert Fruin Th.Az., een belangrijke rol. Binnen deze verschillende fases die het toenmalige archieflandschap vorm gaven, werd de Commission des petites archives benaderd. Kleine archieven waren immers prominente lieux de mémoire en droegen een groot risico om vernietigd te worden. Het uitgangskader van de vernieuwingen en veranderingen in het Belgische archieflandschap dient als context van de institutionalisering en professionalisering van de Belgische archivistiek. Vervolgens werd dieper in gegaan op de Commission des petites archives. In de context van de archivistiek aan het einde van de negentiende en het begin van de twintigste eeuw besteedde de masterproef aandacht aan de vorming van de historicus aan de universiteit en hoe deze kon doorgroeien tot archivaris. De opleiding tot archivaris, of toch de poging tot het vormen van een dergelijke opleiding, kreeg vorm door voorstellen als die van Charles Piot, Henri Pirenne en Joseph Cuvelier. Mede werd deze poging beïnvloed door het Internationaal Congres voor Archief- en Bibliotheekwezen in Brussel in 1910. Toch zou het idee om een cursus archivéconomie in te voeren op zich laten wachten tot na de Eerste Wereldoorlog.

Keywords


Dissertation
De Belgische Werkliedenpartij en de boeren in het interbellum: Een moeilijke relatie
Authors: --- ---
Year: 2018 Publisher: Leuven KU Leuven. Faculteit Letteren

Loading...
Export citation

Choose an application

Bookmark

Abstract

Uit de historiografie blijkt dat op het einde van de negentiende eeuw de Belgische landbouw sterk te lijden had onder de Agricultural invasion, wat zorgde voor een groot ongenoegen bij de Belgische landbouwbevolking. Samen met de invoering van het Algemeen Meervoudig Stemrecht in 1894 zorgden deze factoren ervoor dat het voor de Belgische Werkliedenpartij (= BWP) een interessant moment werd om te proberen dit ongenoegen vanwege het katholieke landbouwbeleid te kanaliseren in een poging zo het stemmenreservoir dat op het platteland was ontstaan aan te spreken. Dit gebeurde dan ook, maar onder meer door ideologische moeilijkheden en hevige tegenstand van de katholieken mislukte deze poging. In deze masterproef wordt gekeken naar de relatie tussen de BWP en de landbouw in het interbellum. Halfweg deze periode brak immers een nieuwe economische crisis uit, die ook de Belgische landbouw in haar greep kreeg. De hypothese van dit werk is dan ook dat ook deze periode interessant was voor de BWP om te proberen de Belgische landbouwbevolking achter zich te scharen. Daarom onderzoekt deze masterproef de evolutie van de landbouwideologie van de BWP, samen met de beoogde doelgroepen en propagandamiddelen. Dit gebeurt aan de hand van verschillende bronnen, waaronder de notulen van het partijbureau en de verslagen van de jaarlijkse partijcongressen. Na dit onderzoek wordt de vergelijking gemaakt tussen de twee periodes. Aan de hand van secundaire literatuur wordt ten slotte ook over de landsgrenzen heen gekeken, om te kijken of de ontwikkelingen daar gelijkenissen vertonen met die in België. Zo is gebleken dat in de loop van het interbellum de BWP enkele ideologische veranderingen onderging, ook op landbouwvlak. Zo stapte de partij in de jaren dertig officieel af van het (landbouw)collectivisme en haar antiklerikalisme. Hierdoor werd het voor de partij effectief interessant zich nogmaals tot de landbouwbevolking te richten, al was ze daar eigenlijk nooit volledig mee gestopt. Qua doelgroepen hebben eveneens enkele veranderingen plaatsgevonden, al waren deze verwant aan de veranderingen op ideologisch vlak, zo kwam er een opening om bijvoorbeeld buiten pachters en landarbeiders ook te proberen om de boereneigenaars te benaderen. De uitbreiding in toegepaste propagandamiddelen valt dan weer grotendeels toe te schrijven aan de technologische vooruitgang, waardoor nieuwe middelen beschikbaar werden. Al deze veranderingen in België stonden echter niet los van de rest van Europa, zo konden er enkele parallellen getrokken worden met zowel Nederland, Frankrijk en Duitsland.

Keywords


Dissertation
Biografie van paranoia: de wetenschappelijk fragiele, maar cultureel succesvolle parapluterm, België 1909-1980
Authors: --- ---
Year: 2022 Publisher: Leuven KU Leuven. Faculteit Letteren

Loading...
Export citation

Choose an application

Bookmark

Abstract

Deze masterproef gaat over een geschiedenis van paranoia. Concreet genomen biedt het een antwoord op de vraag hoe de conceptualisering van paranoia evolueerde in België van 1909 tot 1980. Dit is nagegaan zowel voor de wetenschap als de cultuur. Iedere gehanteerde bron werd onderworpen aan een kwalitatief onderzoek, met name een inhoudelijke analyse. Voor de wetenschap is de Journal de neurologie et de psychiatrie van de Société de Médecine Mentale de Belgique geanalyseerd. Alsook zijn de drie eerste edities van het internationaal classificatiesysteem Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders van de American Psychiatric Association geanalyseerd. De evolutie van de conceptualisering van paranoia in de cultuur is onderzocht via drie bronnen: het hoorspel Het Geweerschot van Louis Paul Boon (1951), de novellebundel Paranoia van Willem Frederik Hermans (1953) en de film Paranoia van Adriaan Ditvoorst (1967). Uit het onderzoek komt naar voren dat de geschiedenis van paranoia in de wetenschap chaotisch was. Al snel fungeerde de aandoening als een parapluterm voor talloze vormen. Dit maakte de conceptualisering er niet makkelijker op. De invloedrijke Duitse psychiater Emil Kraepelin probeerde om helderheid te creëren, maar zijn poging draaide op niets uit. Aan het begin van de twintigste eeuw trachtten psychiaters om paranoia beter te definiëren, maar verwarring rond de intellectuele vermogens, hallucinaties en acuut of chronisch karakter stond een consensus in de weg. Het debat viel later dan ook stil. Twee Belgische psychiaters probeerden in het midden van de twintigste eeuw het debat terug aan te wakkeren, maar hun theorieën kregen geen gehoor meer. Doordat paranoia fragiel was in de wetenschap, evolueerde het vanaf de jaren 50 onder invloed van de Koude Oorlog van een wetenschappelijke term naar een culturele term. Auteurs en regisseurs creëerden paranoïde personages, maar ze stelden geen expliciete diagnose. Wetenschappelijke objectiviteit maakte voor hen niet uit. Toch wezen bepaalde kenmerken op paranoia in de medische zin: vervolgings- en grootheidswaan, angst, frustratie, sociale isolatie, makkelijk gemanipuleerd zijn en in staat tot moord. Door het bieden van de volledige (sociale) context in hun verhalen, zorgden de auteurs en regisseurs ervoor dat de lezers en kijkers begrepen waar het paranoïde gedrag vandaan kwam.

Keywords


Dissertation
Een wereld naar Gods plan. Duurzaamheid in een religieuze ontwikkelings-ngo, 1968-1994.
Authors: --- ---
Year: 2020 Publisher: Leuven KU Leuven. Faculteit Letteren

Loading...
Export citation

Choose an application

Bookmark

Abstract

Helpt helpen en zijn alle vormen van ontwikkelingshulp op lange termijn even waardevol? Het antwoord op die vragen wordt betwist. Volgens onderzoekers in de jaren tachtig waren ngo’s de beste hulpverleners, maar een decennium later verloren ze die status reeds. Rond de eeuwwisseling kregen specifiek religieuze ngo’s (faith-based organisations) opnieuw een positieve beoordeling. Toch blijft de scepsis over het nut van ontwikkelingswerk bestaan, zeker nu de vraag wordt gesteld of een vorm van ontwikkelingshulp die naar een westerse levensstandaard leidt wel gerechtvaardigd is, gezien de schadelijke ecologische effecten ervan. Economen en sociale wetenschappers hebben al veel inkt laten vloeien over evaluaties van ontwikkelingswerk, maar vergeten daarbij vaak een historische dimensie. Daardoor lijken ngo’s en faith-based organisations uit het niets te ontstaan en wordt voorbijgegaan aan hun evoluerende visies op ontwikkelingswerk. Onder andere hun veranderende kijk op het concept duurzaamheid blijft op die manier onderbelicht. In het debat over wat religieuze ngo’s typeert is dan ook nog geen consensus gevonden. Deze masterproef focust op de evoluties in het discours van een religieus geïnspireerde ontwikkelings-ngo, met name Broederlijk Delen, tussen 1968 en 1994. Zij stelt de vraag hoe diens visie op duurzame ontwikkeling is geëvolueerd en wat de rol van christelijke ideeën was voor de invulling van dat concept. De masterproef plaatst het discours van de ngo steeds tegen de achtergrond van bredere trends in ontwikkelingswerk. Zij doet dat aan de hand van een gecombineerde semasiologische en onomasiologische discoursanalyse op zowel archivalisch als gepubliceerd materiaal van Broederlijk Delen. Belangrijk daarbij is aandacht voor intertekstualiteit. In het discours van Broederlijk Delen kunnen ruwweg twee vormen van duurzaamheid onderscheiden worden. Enerzijds was dat structurele duurzaamheid die veronderstelde dat projecten een impact hadden op lange termijn doordat ze vanuit de gemeenschappen zelf gedragen werden en internationale verhoudingen beïnvloedden. Bewustwording van het Globale Zuiden en een mentaliteitsverandering in het Westen waren daarvoor cruciaal. Anderzijds was er een ecologische invulling, die in grote mate verder bouwde op de doelstellingen van de structurele duurzaamheid, maar een bezorgdheid om het milieu toevoegde. Mentaliteitswijziging door versobering vanuit een morele bekommernis was opnieuw het uitgangspunt, en de mate waarin ngo’s daar succesvol in zijn moet dus meegenomen worden in de beoordeling van hun waarde als hulpverleners. Het religieuze gedachtegoed was cruciaal om beide vormen van duurzaamheid betekenis te geven en te legitimeren naar de achterban. De opkomst van een seculier thema als milieubehoud deed dan ook geen afbreuk aan het religieuze karakter van Broederlijk Delen, integendeel, het religieuze karakter werd erdoor versterkt. Wel is het belangrijk op te merken dat het een specifiek linksgeoriënteerde christelijke inspiratie was die Broederlijk Delen beïnvloedde. De vaststellingen zeggen dus niets over “de religieuze ngo” in het algemeen. Kernwoorden: ontwikkelings-ngo’s, christendom, duurzaamheid, mentaliteitswijziging, bewustmaking.

Keywords


Dissertation
Geschiedenis herschreven in het Koninklijk Museum voor Midden-Afrika: Museologische analyse van de vernieuwde permanente tentoonstelling
Authors: --- ---
Year: 2020 Publisher: Leuven KU Leuven. Faculteit Letteren

Loading...
Export citation

Choose an application

Bookmark

Abstract

Geschiedenis Herschreven: Renovatie van het Koninklijk Museum voor Midden-Afrika Het Koninklijk Museum voor Midden-Afrika opende in december 2018 opnieuw haar deuren na een lange renovatieperiode van 5 jaar. Sinds de oprichting van het museum in 1910 werden amper aanpassingen gemaakt aan de permanente tentoonstellen en het museumgebouw. Om die reden werd het AfricaMuseum het laatste koloniale museum ter wereld genoemd. Onder internationale druk werden er rond de eeuwwisselingen plannen gemaakt voor een complete hervorming. Nu het museum terug open is lijkt iedereen gefixeerd te zijn op het dekoloniseringproces van het museum. Is het AfricaMuseum eindelijk gedekoloniseerd lijkt de hamvraag te zijn die iedereen bezighoudt. In de pers en onder academici wordt de renovatie afgeschreven als een mislukte dekolonisatiepoging. Andere aspecten van de renovatie krijgen weinig tot geen aandacht. Mijn onderzoek wil afstappen van die exclusieve blik en wil een museologische analyse brengen van de nieuwe tentoonstelling. Ik ga op zoek naar de nieuwe identiteit van het museum en ga na in welke mate die nieuwe identiteit de permanente tentoonstelling beïnvloed. Binnen de museumstudies zijn heel wat concepten ontwikkeld over hoe een modern museum er moet uitzien en moet functioneren. In het onderzoek staat het wetenschappelijke karakter van het AfricaMuseum centraal. Uit mijn resultaten blijkt echter dat dit wetenschappelijk karakter contrasteert met het dekolonisatieproces. Het museum houdt vast aan haar neutraliteit wat de dekolonisering van het museum als het ware saboteert.

Keywords


Dissertation
Laissierent li tisseran à tistre, li tondeur à tondre et li foulon à fouler : Een eigentijdse perceptie van de ambachten en hun evolutie in het graafschap Vlaanderen in de aanloop van de Guldensporenslag (1301-1302)
Authors: --- ---
Year: 2014 Publisher: Leuven : K.U. Leuven. Faculteit Letteren

Loading...
Export citation

Choose an application

Bookmark

Abstract

Met de Guldensporenslag vindt in 1302 een cruciale gebeurtenis plaats voor het middeleeuwse graafschap Vlaanderen. In deze veldslag verslaat een, hoofdzakelijk uit voetvolk bestaand, Vlaams leger het Franse ridderleger te paard. Deze episode in de geschiedenis is reeds vaak bestudeerd wat het belang ervan weergeeft. In deze masterproef ligt de aandacht echter niet op de veldslag zelf, maar wel op zijn aanleidingsfase. Een veldslag van dergelijk kaliber komt er namelijk niet van de ene dag op de andere. Verschillende gebeurtenissen volgen elkaar in sneltempo op en de Franse trots zal steeds meer en meer aangetast worden tot een militair treffen uiteindelijk onontkoombaar is. In deze aanloopfase spelen de Vlaamse ambachten een vooraanstaande rol. Zij zijn steeds verantwoordelijk voor de opstanden die in de verschillende Vlaamse steden uitbreken en ook in de Guldensporenslag zelf vormen zij een groot deel van het Vlaamse voetleger.De ambachten spelen dus een vooraanstaande rol in deze fase van de Vlaamse geschiedenis. Vele auteurs hebben al aandacht gehad voor deze groepen handwerkers, maar dan in de context van hun evolutie tot corporatieve instellingen, die ze gedurende deze periode doormaken. Ik onderzoek in deze masterproef het standpunt van de mensen uit die tijd, namelijk de eerste helft van de veertiende eeuw, ten opzichte van deze ambachten en hun evolutie. Een lacune in de voor de rest zeer uitgebreide kennis over deze periode. Om de meningen van de veertiende-eeuwse mensen te achterhalen, zal ik gebruik maken van een discoursanalyse op zeven kronieken: Annales Gandenses, Lodewijk van Velthems Spiegel Historiael, Bernard van Iepers Continuatio Clamariscensis, Guillaume Guiarts Branche des Royaux Lignages, Chronique artésienne, de rijmkroniek van Geoffroi de Paris en Gilles le Muisits Chronique. De eerste drie kronieken vertellen een Vlaamsgezind verhaal en de laatste vier een Fransgezind verhaal. Via deze opdeling hoop ik een zo breed mogelijke visie over ...

Keywords


Dissertation
Overleven in Sint-Niklaas : Onderstandsverlening voor en tijdens de Eerste Wereldoorlog
Authors: --- ---
Year: 2014 Publisher: Leuven : K.U. Leuven. Faculteit Letteren

Loading...
Export citation

Choose an application

Bookmark

Abstract

Deze masterproef tracht klaarheid te scheppen over de organisatie van en de onderlinge verhoudingen tussen de verschillende hulporganisaties in het bezette Sint-Niklaas tijdens de Eerste Wereldoorlog. Door de complexiteit van de plaatselijke situatie wordt voorafgaand een beperkte sociaal-economische en sociaal-politieke contextduiding gegeven. Om de positie als nijverheidsmetropool van het Waasland te kunnen handhaven, namen de industriëlen harde maatregelen die voor de arbeiders tot mensonwaardige sociaal-economische toestanden leidden. Deze werden afhankelijk van de steun van officiële en private liefdadigheidsinstellingen. Als reactie hierop en als tegengewicht voor de opkomende socialistische beweging ontstonden de katholieke syndicaten, mutualiteiten en coöperatieven. Door het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog werd deze prille ontvoogdingsbeweging gefnuikt. De algemene mobilisatie, de dubbele handelsblokkade, de massale opeisingen en de gedwongen tewerkstelling door de bezetter stortten de bevolking in een nog grotere sociaal-economische ellende. De eerste hulpverlening verliep chaotisch doordat de lokale overheid totaal onvoorbereid moest instaan voor een onmogelijk aantal taken. Op 9 augustus 1914 vormde het stadsbestuur van Sint-Niklaas het Vaderlandsch Comiteit voor Onderlinge Hulp. Doordat dergelijke lokale initiatieven de steeds complexere noodsituatie niet meer de baas konden, werd het Nationaal Hulp- en Voedingscomité opgericht. Als private en neutrale organisatie bestond het uit een Algemene Vergadering en een Uitvoerend Comité. Ondanks zijn hiërarchische structuur streefde het naar decentralisatie en verleende het zijn provinciale, regionale en lokale onderafdelingen een grote autonomie. Tot 1916 behoorde Sint-Niklaas tot het Provinciaal HVC van Oost-Vlaanderen (Etappengebiet) en daarna tot het Provinciaal HVC van Antwerpen (Generaal-Gouvernement). Sint-Niklaas trad op 17 maart 1915 met volledige instemming van het stadsbestuur toe tot he...

Keywords

Listing 1 - 10 of 998 << page
of 100
>>
Sort by